Ouder worden op het werk: Vijf feiten die je niet wist over je oudere collega’s
Wij worden allemaal ouder, elke minuut van elke dag. Op zich is het een privilege ouder te mogen worden, maar sommige leeftijd gerelateerde veranderingen zorgen ervoor dat oudere mensen vaak met negatieve stereotypen geconfronteerd worden. In de arbeidspsychologie is er geen definitie voor “oud” maar meestal worden werkenden tussen de 45 en 50 als “oud” gedefinieerd. Er is dan ook een groot verschil tussen “oude werkenden” en het valt op dat sommigen het ouder worden op het werk succesvoller doen dan anderen.
Succesvol ouder worden op het werk heeft te maken met subjectieve en objectieve indicatoren van het beroepssucces, zoals: prestaties, gezondheid en welzijn (Kooij, 2015). Om ervoor te zorgen dat jij (of je werknemers) succesvol ouder worden op het werk, is het belangrijk om te weten welke leeftijd gerelateerde veranderingen plaatsvinden naarmate wij ouder worden. Veranderingen kunnen vaak resulteren in verschuivingen in behoeften en wensen. Ze kunnen daarom een groot effect hebben op verschillende aspecten van werktevredenheid en prestatie.
In dit artikel leg ik uit welke vijf hoofddomeinen veranderen als we ouder worden en welke consequenties deze veranderingen kunnen hebben op ons werk.
Persoonlijkheidsveranderingen
Persoonlijkheidsveranderingen in relatie tot de Big Five-kenmerken (de Big Five is één van de meest betrouwbare persoonlijkheidstests in de psychologie) zijn onder meer leeftijd gerelateerde toenamen in het efficiënt, georganiseerd en nauwkeurig werken (consciëntieusheid) en vriendelijk- en meelevendheid (aangenaamheid). Verder worden er leeftijdsgebonden reducties in inventiviteit en nieuwsgierigheid (openheid voor ervaring), extraversie en neuroticisme vastgesteld (Roberts et al. 2006).
Deze veranderingen suggereren dat oudere werkenden minder geïnteresseerd zijn in het leren van nieuwe taken in onbekende domeinen dan jongere werkenden. Verder zijn oudere werkenden meer geïnteresseerd in het uitvoeren van bekende taken en in het hebben van positieve relaties met collega’s.
Doeloriëntaties
Een ander aspect dat verandert naarmate we ouder worden is onze doeloriëntatie (Carstensen 2006). Doeloriëntatie betreft vragen zoals: Wat wil ik (op lange termijn) bereiken en hoezo?
Jonge volwassenheid biedt overvloedige middelen en kansen om vaardigheden te verwerven en de toekomst lijkt lang (in de psychologie vaak future time perspective genoemd). Naarmate we ouder worden, wordt de toekomstperspectief beperkter en de kansen om nieuwe kennis te verwerven worden kleiner.
Daardoor neigt de doeloriëntatie met de leeftijd vanaf groei en ontwikkeling te veranderen tot onderhoud en verliespreventie. Dit betekent dus dat oudere werkenden eerder ervoor zorgen dat de kennis, de lichamelijke en cognitieve vaardigheden die ze hebben niet achteruit gaan terwijl jongere mensen eerder ervoor zorgen dat hun kennis, lichamelijke en cognitieve vaardigheden groeien. Bovendien zijn oudere mensen geneigd om naar positieve en zinvolle ervaringen te streven en negatieve ervaringen te vermijden.
Fysieke vaardigheden
Leeftijdsgebonden veranderingen in vaardigheden omvatten fysieke, cognitieve en emotionele domeinen.
Fysieke veranderingen zijn onder meer verlies van gezichtsvermogen en gehoor, spieren flexibiliteit en kracht, aerobe capaciteit en immuunrespons. Deze veranderingen suggereren dat oudere werkenden minder goed in staat zijn om fysiek veeleisende taken uit te voeren in vergelijking met hun jongere collega’s. Bijgevolg kunnen oudere werkenden meer worden aangespoord om kantoorapparatuur, zoals schermen of stoelen aan hun veranderende lichamelijke gezondheid aan te passen.
Cognitieve vaardigheden
Leeftijdsgebonden veranderingen in cognitieve capaciteiten omvatten dalingen in informatieverwerkingssnelheid of vloeibare intelligentie.
Vloeibare intelligentie omvat vaardigheden m.b.t het kunnen zien van relaties tussen dingen zonder ervoor geleerd te hebben (bijv. probleemoplossing of patroonherkenning). Deze cognitieve veranderingen kunnen het moeilijker maken voor oudere werkenden om informatie op te halen, nieuwe werk gerelateerde kennis te verwerven en onder tijdsdruk te werken.
Het moet opgemerkt worden dat niet alle aspecten van cognitieve capaciteit met de leeftijd normatief afnemen. Gekristalliseerde intelligentie – de vorm van intelligentie die uit je kennis en ervaring voorkomt – is stabiel of verbetert zelfs met de leeftijd, waardoor ouderen vaak nog net zo goed presteren als hun jongere collega’s (Salthouse 2012).
Emotionele vaardigheden
Leeftijdsgebonden veranderingen in emotioneel vermogen omvatten verbeteringen in emotioneel begrip en regulatie.
Deze veranderingen helpen oudere werkenden om veel negatieve situaties te omzeilen, interpersoonlijke conflicten te neutraliseren of negatieve onschadelijk te maken (Scheibe en Zacher 2013). Tegelijkertijd is er ook een achteruitgang in emotioneel perceptie en veerkracht bij chronische stress vast te stellen (Walter en Scheibe 2013). Daardoor duiken leeftijdsgebonden kwetsbaarheden op die veroorzaakt worden door intense aanhoudende stressoren. Dit gebeurt vaak vanwege problemen met het reguleren van fysiologische opwinding.
Daarnaast wordt de nauwkeurigheid van perceptie van de emoties van anderen negatief beïnvloedt door het ouder worden. Deze veranderingen suggereren dat oudere werkenden bijvoorbeeld geschikter zijn voor taken waarvoor positieve klant-interacties nodig zijn, maar minder geschikt voor taken waarbij sprake is negatieve klant-interacties op een permanente basis.
Natuurlijk is het niet alleen belangrijk te weten welke veranderingen er zijn maar ook hoe wij, jong of oud, met deze veranderingen om kunnen gaan om onze werkprestatie en werktevredenheid op een hoog niveau te houden.
Een manier om dit te doen is bijvoorbeeld job crafting. Wat dit precies inhoudt en hoe wij ervan kunnen profiteren vertel ik jullie in mijn volgende artikel.
Dit artikel is gebaseerd op delen van Moghimi, D., Scheibe, S., & Van Yperen, N. W. (2017). Job crafting in aging employees. Encyclopedia of Geropsychology, 1273-1280.